Liedjes voor 3.9.2023

1. Zuiderzee ballade

Couplet

Opa, kijk ik vond op zolder, ’n foto van een ouwe boot,
Is dat nog van voor de polder, van die ouwe vissersvloot.
Jochie, dat is ’n gelukkie, ik was dat prentje jaren kwijt.
‘k Heb nou weer ’n heel klein stukkie,
Van die goeie ouwe tijd.

Refrein

Daar is het water, daar is de haven,
Waar j’ altijd horen kon, we gaan aan boord.
De voerman laat er nou paarden draven
En aan de horizon, leid Emmeloord.
Eens ging de zee hier te keer,
Maar die tijd komt niet weer,
Zuiderzee heet nou IJsselmeer.
’n Tractor gaat er nou greppels graven,
‘k Zie tot de horizon geen schepen meer.

Couplet

Kijk, die jongeman ben ikke, ja, ikke was de kapitein.
Hiero, en die grote dikke, ja, dat moet malle Japie zijn.
Opa, en die blonde jongen, vooraan bij de fokkeschoot?
Opa, zeg nou wat!
Die jongen, is je Ome, die is dood.

Refrein

In ’t diepe water, ver van de haven,
In die novembernacht, voor twintig jaar.
Door ’t brakke water is hij begraven,
Maar als ‘k nog even wacht, zien wij elkaar.
Toen ging de zee zo tekeer, in een razend verweer.
Ongestraft slaat niemand haar neer.
Nu jaren later, hier paarden draven,
Zie ik de hand en macht, van onze Heer.

(tweede keer refrein)

Waar is het water, waar is de haven,
Waar j’ altijd horen kon, we gaan aan boord.
De voerman laat er, z’n paard nou draven
En aan de horizon leidt Emmeloord.
Eens ging de zee hier tekeer, maar die tijd komt niet weer.
‘T Water leidt nou achter de dijk.
Waar eens de golven, het land bedolven,
Golft nou een halmenzee, de oogst is rijk.

Tekst: Willy van Hemert

Muziek: Joop de Leur

2. Al die willen te kaap’ren varen

Al die willen te kaap’ren varen

Moeten mannen met baarden zijn

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, die hebben baarden

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, zij varen mee

Al die ranzige tweebak lusten

Moeten mannen met baarden zijn

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, die hebben baarden

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, zij varen mee

Al die deftige pijpkens smoren

Moeten mannen met baarden zijn

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, die hebben baarden

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, zij varen mee

Al die met ons de walrus kelen

Moeten mannen met baarden zijn

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, die hebben baarden

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, zij varen mee

Al die duivel en dood niet duchten

Moeten mannen met baarden zijn

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, die hebben baarden

Jan, Pier, Tjores en Corneel

Die hebben baarden, zij varen mee

Uit de liedbundel Het oude Nederlandsche lied van Florimond van Duyse (1903) Van Duyse vermeldt als de bron E. de Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France (1e druk: Gent 1856). Elders geeft Van Duyse als commentaar: ‘Te kap’ren varen’ beteekent als zeeroover, als vrijbuiter varen.

3. Kleine café aan de haven

Couplet

De avondzon valt over straten en pleinen,
De gouden zon zakt in de stad.
En mensen die moe in hun huizen verdwijnen,
Ze hebben de dag weer gehad.
De neonreclame die knipoogt langs ramen,
Het motregent zachtjes op straat.
De stad lijkt gestorven, toch klinkt er muziek

Uit een deur die nog wijd open staat.

Refrein

Daar in dat kleine café aan de haven,
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine café aan de haven,
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.

Couplet

De toog is van koper toch ligt er geen loper,
De voetbalclub hangt aan de muur.
De trekkast die maakt meer lawaai dan de jukebox,
Een pilsje dat is er niet duur.
Een mens is daar mens, rijk of arm, ’t is daar warm,
Geen monsieur of madam, maar W.C.
Maar ’t glas is gespoeld in het helderste water,
Ja, ’t is daar een heel goed café

Refrein

Daar in dat kleine café aan de haven,
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine café aan de haven,
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.

Couplet

De wereldproblemen die zijn tussen twee glazen bier opgelost voor altijd.
Op de rand van een bierviltje staat daar je rekening, of je staat in het krijt.
Maar het enige wat je aan eten kunt krijgen dat is daar een hardgekookt ei.
De mensen die zijn daar gelukkig gewoon, ja de mensen die zijn daar nog blij!

Refrein

Daar in het kleine café aan de haven,
Daar zijn de mensen gelijk en tevree.
Daar in dat kleine café aan de haven,
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee.

Pierre Kartner (vader Abraham)

4. What shall we do with the drunken sailor?

1. What shall we do with a drunken sailor?
What shall we do with a drunken sailor?
What shall we do with a drunken sailor?
Early in the morning!

… Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Early in the morning!

2.  Shave his belly with a rusty razor
Shave his belly with a rusty razor
Shave his belly with a rusty razor
Early in the morning!

Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Early in the morning!

3. Put him in a long boat till his sober
Put him in a long boat till his sober
Put him in a long boat till his sober
Early in the morning!

Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Early in the morning!

4.  Stick him in a scupper with a hosepipe bottom
Stick him in a scupper with a hosepipe bottom
Stick him in a scupper with a hosepipe bottom
Early in the morning!

Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Early in the morning!

5. Put him in the bed with the captains daughter
Put him in the bed with the captains daughter
Put him in the bed with the captains daughter
Early in the morning!

Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Early in the morning!

6. That’s what we do with a drunken sailor
That’s what we do with a drunken sailor
That’s what we do with a drunken sailor
Early in the morning!

Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Early in the morning!

Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Way hay and up she rises
Early in the morning!

Folk Song

5. Wild Rover

I’ve been a wild rover for many’s the year
And I’ve spent all me money on whiskey and beer
But now I’m returning with gold in great store
And I never will play the wild rover no more

And it’s no, nay, never
No, nay never no more
Will I play the wild rover
No never no more

I went to an alehouse I used to frequent
I told the landlady my money was spent
I ask her for credit, she answered me nay
Such a custom as yours I can have any day

And it’s no, nay, never
No, nay never no more
Will I play the wild rover
No never no more

I brought from me pocket ten sovereigns bright
And the landlady’s eyes opened wide with delight
She said:’I have whiskeys and wines of the best
And the words that you told me were only in jest’

And it’s no, nay, never
No, nay never no more
Will I play the wild rover
No never no more

I’ll go home to my parents, confess what I’ve done
And I’ll ask them to pardon their prodigal son
And when they’ve caressed me, as oft times before
I never will play the wild rover no more

And it’s no, nay, never
No, nay never no more
Will I play the wild rover
No never no more

And it’s no, nay, never
No, nay never no more
Will I play the wild rover
No never no more

Irish Drinking Song (gecoverd door The Dubliners)

6. Padam padam (Edith Piaf)

Cet air qui m’obsède jour et nuit
Cet air n’est pas né d’aujourd’hui
Il vient d’aussi loin que je viens
Traîné par cent mille musiciens
Un jour cet air me rendra folle
Cent fois j’ai voulu dire pourquoi
Mais il m’a coupé la parole
Il parle toujours avant moi
Et sa voix couvre ma voix

Padam… padam… padam…
Il arrive en courant derrière moi
Padam… padam… padam…
Il me fait le coup du souviens-toi
Padam… padam… padam…
C’est un air qui me montre du doigt
Et je traîne après moi comme un drôle d’erreur
Cet air qui sait tout par cœur

Il dit: Rappelle-toi tes amours
Rappelle-toi puisque c’est ton tour
‘Y a pas d’raison pour qu’tu n’pleures pas
Avec tes souvenirs sur les bras…
Et moi je revois ceux qui restent
Mes vingt ans font battre tambour
Je vois s’entrebattre des gestes
Toute la comédie des amours
Sur cet air qui va toujours

Padam… padam… padam…
Des je t’aime” de quatorze-juillet
Padam… padam… padam…
Des toujours” qu’on achète au rabais
Padam… padam… padam…
Des veux-tu” en voilà par paquets
Et tout ça pour tomber juste au coin d’la rue
Sur l’air qui m’a reconnue

Écoutez le chahut qu’il me fait

Comme si tout mon passé défilait

Faut garder du chagrin pour après
J’en ai tout un solfège sur cet air qui bat
Qui bat comme un cœur de bois…

7. Amsterdamse grachten

Aan de amsterdamse grachten
Heb ik heel mijn hart voor altijd verpand
Amsterdam vult mijn gedachten
Als de mooiste stad in ons land
Al die amsterdamse mensen
Al die lichtjes ’s avonds laat op het plein
Niemand kan zich beter wensen
Dan een amsterdammer te zijn


Er staat een huis aan de gracht in oud amsterdam
Waar ik als jochie van acht bij grootmoeder kwam
Nu zit een vreemde meneer in ’t kamertje voor
En ook die heerlijke zolder werd tot kantoor
Alleen de bomen, de bomen, hoog boven het verkeer
En over het water gaat er een bootje net als weleer

Aan de Amsterdamse grachten
Heb ik heel mijn hart voor altijd verpand
Amsterdam vult mijn gedachten
Als de mooiste stad in ons land
Al die Amsterdamse mensen
Al die lichtjes ’s avonds laat op het plein
Niemand kan zich beter wensen
Dan een Amsterdammer te zijn
Al die Amsterdamse mensen
Al die lichtjes ’s avonds laat op het plein
Niemand kan zich beter wensen
Dan een Amsterdammer te zijn

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *