Anna Enquist: Gasthoofdredacteur Trouw

Het verlangen naar de oppervlakte

Schrijfster Anne Enquist
Schrijfster Anne Enquist
Trouw gasthoofdredacteur ESSA Anna Enquist vraagt zich af: Hoe komt het dat onze cultuur de diepte zo drastisch afwijst?

Het publiek wordt verleid zich te verkijken op een glinsterend oppervlak, vol glamour en spanning vanwege het wedstrijdelement
In een poging om de televisiekijker in contact te brengen met klassieke muziek kocht de publieke omroep een programma van de BBC, waarin bekende mensen met elkaar de strijd aangaan wie het beste een symfonieorkest kan dirigeren.

Een professioneel orkest; een jury bestaande uit gerenommeerde musici en een aantal serieuze ‘coaches’ zijn erbij betrokken. Het achterliggende streven deugt, de bedoelingen van alle medewerkers zijn goed. ‘Maestro’ is best vermakelijk om naar te kijken.

Toch wringt er iets, bij mij althans. Wat gebeurt daar eigenlijk, op dat scherm? Wordt daar niet over een respectabel en ingewikkeld beroep gesuggereerd dat iedereen het wel kan?

Geen geluid
Als de boodschap van een programma zou zijn dat iedereen een hartoperatie kan verrichten was het huis waarschijnlijk te klein; als het om orkestdirectie gaat, protesteert er niemand. Toch zullen chirurg en dirigent elkaar niet veel ontlopen als je kijkt naar studiejaren, assistentschappen, specialisatie. Hoe komt het dat het een wel kan en het andere niet? Mijn pianodocent op het conservatorium zei wel eens: ‘dirigeren heeft één groot voordeel: het maakt geen geluid’, maar dat is een muzikantengrap. Wat de dirigent doet wordt hoorbaar in het geluid van het orkest. Wat je de dirigent ziet doen is het topje van een ijsberg die bestaat uit muzikale en historische kennis, partituurstudie, harmonie- en structuuranalyse, interpretatieve en technische beslissingen. Alle dirigenten zijn goed opgeleide instrumentalisten geweest en deden daarbovenop een directieopleiding, liepen stages en verzamelden ervaring.

In het televisieprogramma wordt het vak gelijkgesteld aan het zichtbare resultaat van al die studie en inspanning. Daardoor krijg je de indruk dat iedereen die op ritmische wijze voldoende kittige armbewegingen en gevoelvolle gelaatsuitdrukkingen kan produceren een dirigent is. Het publiek wordt verleid zich te verkijken op een glinsterend oppervlak, vol glamour en spanning vanwege het wedstrijdelement.

Kennelijk heeft de omroep er geen vertrouwen in dat je de kijkers zou kunnen boeien met een verhandeling over de werkelijke inhoud van het vak, met een gesprek waarin de dirigent een partituur met de luisteraar doorneemt en uitlegt waarom hij welk effect waar wil hebben, met een presentatie van hetzelfde stuk onder drie verschillende dirigenten zodat je de verschillen kan horen. Ik noem maar wat.

Muziekonderwijs als vast lesonderdeel op scholen is afgeschaft
Geen vanzelfsprekend belang
De omroep heeft waarschijnlijk groot gelijk. Wat op het scherm verschijnt moet spectaculair zijn, snel gaan, een spannende ontknoping hebben. Wat moeite kost, lang duurt en niet meteen resultaat oplevert is saai. Het programma is een poging van goedbedoelende, muziekminnende mensen om muzikaal ongeschoold publiek iets van belang aan te bieden. Muziek is niet meer vanzelfsprekend van belang.

Vroeger, ja, vroeger, toen er geen tv was, geen tablet en geen telefoon, toen doodden de kinderen de tijd met oefenen op een viool of gitaar, toen gingen ze elke week naar de muziekschool om hun kleine vorderingen te laten horen en soms het wonder mee te maken dat wat ze speelden ineens muziek werd. Vroeger hoorden geduld en het uitstellen van directe bevrediging erbij. Je moest ook een paar jaar woordjes en grammatica leren voor je een boek kon lezen in een vreemde taal. Dit soort bezigheden op de lange baan waren gewoon en werden positief gewaardeerd.

Dat is niet meer zo. Muziekonderwijs als vast lesonderdeel op scholen is afgeschaft en soms vervangen door een enkel project als er een muzikaal bevlogen docent is, of door een toevallige samenwerking met een plaatselijk orkest. De muziekscholen waar kinderen een instrument konden kiezen en leren bespelen zijn grotendeels opgeheven. Zou de politiek begrijpen welk effect dit zal hebben op de zaalbezetting bij concerten in de toekomst?

Vioolvirtuoos
Klassieke muziek is ‘moeilijk’, je beleeft er meer aan als je er iets van weet, als je de taal hebt leren verstaan. Een melodie van de begeleiding onderscheiden, een middenstem horen, een harmonische lijn volgen, structuur en vorm van een sonate of suite herkennen, timbres van verschillende instrumenten thuisbrengen. Echt luisteren.

Al die dingen leren kinderen als ze muziekonderwijs krijgen. Ze zitten niet op de muziekschool om allemaal vioolvirtuoos te worden, maar om, door het dagelijks oefenen, de samenspraak met de docent en het spelen in ensembles, thuis te raken in de taal van de muziek. Als dat lukt zullen ze in hun volwassenheid met plezier naar een Mozartsymfonie luisteren en naar het Concertgebouw komen om de voortgang van de muziekgeschiedenis te volgen. Zo krijg je nieuw publiek.

Dagelijks studeren op iets moeilijks heeft op kinderen nog een ander belangrijk effect: concentratie, frustratietolerantie, geduld. Ze leren dat niet alles makkelijk is, dat stug doorzetten, ook als je geen direct resultaat boekt, op termijn iets wonderbaarlijks oplevert. De moeizaam verworven klanken krijgen uiteindelijk een diepere betekenis: muziek! Een gouden ogenblik.

© Kwennie Cheng.

Symptomen moeten weg, liefst zo snel mogelijk. De patiënt denkt verkeerd, hij moet nieuwe gedachten aanleren in vijf zittingen
Dat is kinderen van nu niet meer gegund. Als ze geluk hebben worden ze in een ‘leerorkest’ geplaatst, met een instrument dat ze niet mee naar huis mogen nemen. Eens in de week doen ze alsof ze orkestmusicus zijn. Een spel, een toneelstuk. Glinstering aan de oppervlakte.

Wat ging er verloren? Geduld, doorzettingsvermogen, vlijt. Interesse voor de ontstaansgeschiedenis van een fenomeen, voor de structuur, de gelaagdheid die onder de oppervlakte verscholen gaat, belangstelling voor de diepte onder het direct zicht- en hoorbare.

Symptoom
Dit verlies zie je ook op het gebied van de psychotherapie. Waar het vroeger gewoon was, en aanzien had, om jarenlang, tot in het absurde toe, de achtergrond van neurosen uit te spitten op de analysebank, geldt die therapievorm tegenwoordig bijna als kwakzalverij. Psychotherapie is verworden tot symptoombestrijding. Het besef dat een symptoom het topje is van een akelige ijsberg van onbewuste tekorten of conflicten, ontstaan in de ontwikkelingsgang van de patiënt, wordt als irrelevant beschouwd. Symptomen moeten weg, liefst zo snel mogelijk. De patiënt denkt verkeerd, hij moet nieuwe gedachten aanleren in vijf zittingen, met huiswerk. Hij wordt gekweld door nare voorstellingen; die moeten op de vlucht gejaagd door snelle oogbewegingen, opgeroepen door een heen-en-weer dansende lepel.

Ik wil hier niet denigrerend over doen. De nieuwe, snelle therapievormen zijn een bruikbare aanwinst. Sommige patiënten zijn niet gebaat bij het bewust maken van onderliggende conflicten, of niet in staat de ontdekkingen op een zinvolle manier te integreren. Dat de therapeut dan toch iets aan kan bieden is zonder meer prettig.

Waar het mij om gaat is de teloorgang van een denkwijze: het symptoom verdient respect, het vertegenwoordigt de manier waarop de lijder eraan tot nu toe overeind is gebleven, het is de uitingsvorm van dieperliggende ellende waar hij niet op een andere manier mee uit de voeten kan. Het symptoom heeft een functie en dient geanalyseerd te worden: wanneer is het ontstaan, in reactie waarop, wat drukt het uit?

Niet veroordelend
In de psychoanalytische therapie is haast contraproductief. Rust, tijd en frustratietolerantie zijn belangrijke factoren. Therapie gaat over zaken die de patiënt verdriet of schaamte bezorgen en waarover hij het liever niet heeft. Wat er gebeurd is in het weggewerkte verleden, wat er spookt in de diepte van het gevoelsleven, is niet voor niets overdekt en vertaald in symptomen.

Datgene waar ik mijn hele leven plezier in heb gehad, wat ik van waarde vond, lijkt verloren te gaan
De therapeut lijkt wel wat op de vioolleraar die wekelijks naar de vorderingen van zijn leerling luistert: aandachtig, niet veroordelend, vol vertrouwen dat er uiteindelijk een resultaat tot stand komt waarmee beter te leven valt dan tot nu toe het geval is geweest. Therapeut en leraar stimuleren de nieuwsgierigheid van patiënt dan wel leerling, ze tonen respectvolle aandacht voor schijnbaar triviale details, ze proberen de gegevens van elke sessie in te passen in de levens- of leergeschiedenis van de ander. Ze laten merken dat het proces op zich zinvol is.

Dit stuk gaat over verlies. Datgene waar ik mijn hele leven plezier in heb gehad, wat ik van waarde vond, lijkt verloren te gaan. De klassieke muziek, de inzichtgevende psychotherapie.

Hoe staat het ervoor met de literatuur? Ik vrees dat daar een vergelijkbare ontwikkeling aan de gang is. Het literatuuronderwijs moet zich bedienen van snelheid en schittering om de aandacht van de leerlingen vast te houden. Kinderen zijn dag en nacht bezig met elektronische communicatiemachines, ze hebben geen tijd om een boek te lezen. Als je in een roman afdaalt, verlies je het contact met de oppervlakte – dat gaat niet, nu.

Voorleesmoment
Mijn zoon doorliep een gerenommeerd gymnasium zonder één les over poëzie te krijgen. Dan is het niet vreemd dat mensen van zijn generatie geen gedichten lezen, want ook dat moet je leren. Er wordt trouwens wel naar gedichten geluisterd, op festivals waar de dichters optreden tussen aantrekkelijke bands. Dan zitten de zalen vol, maar de verkoop van dichtbundels is bedroevend.

Het gaat om de vervoering van het voorleesmoment, niet om de afdaling in het gedicht.

Hoogtepunten in het proza zijn tegenwoordig niet de ‘verzonnen’ romans, maar de boeken met een waargebeurd verhaal. Het turbulente leven van een voetbalheld, de tragische liefde tussen beroemdheden, het verhaal over de dood van het kind van de schrijver. De sensatie van het ‘echte’, het blijven in het hier-en-nu, maken dergelijke boeken populair.

Als ik niet uitkijk lijk ik wel een bejaarde die alles van vroeger beter vindt en nieuwe uitings- en belevingsvormen die zij niet begrijpt, afkeurt. Zo is het niet. Ik bekijk de vernieuwing met belangstelling – mijn kleinkinderen groeien erin op – en vraag me af wat die betekent voor de persoonlijkheidsontwikkeling, de relatievorming, het vermogen alleen te zijn. Niet de behoefte aan afkeuring drijft mij, maar de nieuwsgierigheid naar de oorzaak. Hoe komt het dat de huidige cultuur de diepte zo drastisch afwijst?

De huidige oppervlaktecultuur is een regressieve beweging, terug naar de kindertijd
Goed, we willen nu snelheid, spanning en schittering. Dat komt door de computer, zou je zeggen, maar dat die, en alles wat ermee samenhangt, zo totaal omhelsd wordt door al die twitteraars en facebookers moet toch ook een reden hebben? Elk symptoom heeft een functie; wat is de functie van de hang naar glitter en vaart, van het verlangen naar de oppervlakte?

Het bedwingen van angst voor de diepte, denk ik. Voor stilstand, verstilling. Eenzaamheid, machteloosheid. Angst dat er niemand naar je luistert en je uiteindelijk alleen bent met je eigen gedachten en gevoelens. Als een klein kind in zijn bed in een donkere kamer. Monsters verschuilen zich achter de gordijnen en onder het bed houdt een draak zich voorlopig nog stil. Het kind is alleen in een onoverzichtelijke en onbegrijpelijke wereld waar een enorme dreiging van uitgaat. Niemand zal hem beschermen, niemand weet hoe bang hij is.

Concrete dreiging
In de allereerste levensfase waant het kind de ouders almachtig en in staat hem te behoeden voor alles wat hem bedreigt. Hij geeft zich totaal aan de ouders over, dat moet, anders is er geen overleven mogelijk. Naarmate de autonomie toeneemt raakt dit vertrouwen aan het wankelen, en als de separatie voltooid is in de volwassenheid, is het wel duidelijk dat de redding niet van buiten zal komen. Niemand die je woordeloos begrijpt en zegt dat het goed komt. Je staat er alleen voor.

De dreiging is concreet: oorlogen, epidemieën, martelingen. Het bestaat allemaal echt en je kan het tegenwoordig met eigen ogen zien. Mensen sterven.

Het komt helemaal niet goed en er is geen redder.

Deze gedachten en gevoelens zijn nauwelijks te verdragen. Overgave aan bruis en glitter, voortdurend contact met iedereen, vermijden dat je ooit met jezelf alleen bent lijkt te helpen. De analogie met het opgroeiende kind is duidelijk: ook dat gaat op in zintuigelijke prikkels, fantaseert imaginaire vriendjes en probeert door te-doen-alsof de wereld in zijn greep te krijgen. Treinen besturen, branden blussen. Orkesten dirigeren. Het zijn maatregelen tegen de machteloosheid. De huidige oppervlaktecultuur is een regressieve beweging, terug naar de kindertijd.

Misschien valt ook religie als zodanig te benoemen; in de overgave aan een godheid wordt het besef van een almachtige ouderfiguur in stand gehouden. Iemand die je in de gaten houdt. De fantasie over een hiernamaals dempt de angst voor de ultieme leegte. Je bent niet alleen en alles komt goed. Mensen bezitten het vermogen tot totale overgave omdat ze dat in het begin van het leven nodig hadden. In de regressie kunnen ze daar naar terug bewegen. Het is niet voor niets dat alle volkeren, in alle tijden, goden en religieuze rituelen hebben bedacht.

Wat is daar nou erg aan, om met de naam van een Letter&Geest-rubriek te spreken?

Geldigheid
Mensen hebben hun afweer hard nodig om zich te handhaven tegenover de wisselvalligheden van het leven. Afweer wordt pas schadelijk als die massief en rigide is. Dan kost het in stand houden ervan zoveel energie dat er te weinig overblijft om gezond te functioneren. En er is kans op onbeheersbare doorbraak van het afgeweerde, met ontregeling als gevolg. Er is niets tegen regressie, mits die maar niet totaal en permanent is, en niet uit angst aan anderen wordt opgedrongen.

Hoe is zo’n flexibele afweer te bereiken? Door de dingen te doen die nu hun geldigheid hebben verloren. Romans en gedichten lezen waarin de auteur de angstaanjagende gevoelens in een geconstrueerde vorm oproept en daardoor benoembaar en hanteerbaar maakt.

Als de rigiditeit van de afweer echt een kwelling is die de groei van de persoonlijkheid tegenhoudt, kan inzichtgevende psychotherapie helpen. Samen met de therapeut, die niet schrikt en niet veroordeelt, de diepte in om te ontdekken wat daar leeft. Zolang als het nodig is. Hoe meer contact mensen hebben met hun werkelijke emoties, hoe meer ze zich in harmonie voelen, vreemd genoeg ook (of misschien juist) als het akelige gevoelens betreft. Daar is dan eindelijk een uitloop voor: ze mogen in het bewuste denken gerepresenteerd worden.

En de muziek?

Ik ben geneigd die als het ultieme redmiddel te beschouwen. De heilzaamheid van het praktisch musiceren, het geluksgevoel als je geconcentreerd aan het spelen bent. Maar vooral de wijze van omgaan met de ellende van de wereld en het leven. In muziek wordt de diepste wanhoop, het scherpste verdriet verklankt – zonder uitleg, zonder woorden. Diezelfde muziek biedt door haar schoonheid en structuur tegelijkertijd een onbegrijpelijke troost.

Wat zou het mooi zijn als het tij gaat keren en er, naast de jachtige glinstering aan de oppervlakte, weer ruimte komt voor de geheimen die schuilgaan in de diepte.

Anna Enquist (1945, pseud. van Christa Widlund-Broer) is musicus, schrijver en psychotherapeut. In 1997 won ze de Trouw Publieksprijs. Dit jaar is haar roman ‘Kwartet’ verschenen.

Het verlangen naar de oppervlakte
Anna Enquist − 22/11/14, 21:02

© Kwennie Cheng.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *