Mijn bescheiden indruk, kort gezegd, na een intense dag en avond van dit enorme Holland Festival Project (ik ben alleen bij dag drie geweest):
– muziek zeer knap uitgevoerd, prachtige kostuums, beelden, lichten enz.
– intrigerende muziek (vond vooral het gedeelte met de soldaat en de zangeres erg mooi, en de koren aan het eind)
– doch mijns inziens veel te lang. In elk geval te lang naar mijn smaak. Als de helft zou overblijven dan zou er nog meer dan genoeg zijn. Mijn aandacht dwaalde regelmatig af, omdat ik het wel gehoord had. Dit gebeurde zelfs aan het eind bij de koren, hoewel dat ongelooflijk knap was gedaan: een staaltje van vakmanschap dat je niet vaak hoort. Maar ik vond wat er “dramatisch” gebeurde (of juist niet gebeurde) toch te statisch. En muzikaal gezien teveel van hetzelfde. Of mis ik iets?
– ik hou persoonlijk niet zo van al dat gesis en geklak enz. Ik vind het even leuk, maar al vrij snel wordt het in mijn oren een “truukje” dat naar mijn idee niet veel toevoegt
– maar wat ik het moeilijkst vond: het raakte me niet echt. Ik ben niet superontroerd geweest. Misschien komt het omdat er niet een duidelijk verhaal inzit, of omdat het verhaal dát erin zit, zo bizar, en/of vaag is, dat ik me niet goed kan inleven. Gevoelsmatig raakte ik er niet zo bij betrokken. Als je een spannend boek leest, wil je geen bladzijde missen. Die spanning voelde ik niet. Want in deze opera is er wel goed, kwaad en vrouwelijke energie in de vorm van Eva, maar dat vind ik dramaturgisch gezien te weinig
– ik heb diep respect voor alle musici. Ook de meiden van het Strijkkwartet: wat hebben ze geweldig gespeeld. Wat een leuke, spontane meiden en wat speelde ze goed. Complimenten voor Asdis Valdimarsdottir, die ze gecoached heeft. Ik vond die scene met die vier helicopters spectaculair. Ben ik een simpele ziel? Het begin en het eind van het stuk vond ik heel spannend. Maar ertussenin weer te lang. Het leek me wel supermoeilijk om te spelen, maar ik vond het nogal veel van hetzelfde. Teveel herhaling. Sorry als ik nu mensen kwets, hiermee!
Er bekroop mij vandaag ineens een gedachte: als sommige muzikanten, zonder die fancy kostuums, op straat deze muziek zouden spelen, dan waren veel mensen vandaag in de zaal, meteen doorgelopen.
Toch moet me, ook nu, weer iets van het hart: ik zit nog steeds te verwerken wat ik vandaag heb meegemaakt. Heeft het meer inpact om mij gehad dan ik me eerder voorstelde?
Er mochten tijdens de voorstelling geen foto’s worden gemaakt, dus de foto’s bij deze blog heb ik zo’n beetje ‘stiekem’ gemaakt.
Als je nog wat meer over de voorstelling wilt lezen: dit schreef recensent Frits van der Waa op 3 juni 2019 in de Volkskrant.
Hieronder neem ik voor een deel van zijn recensie over. Ik ben het er niet helemaal mee eens: de stukken die ik cursief zet zijn de zinnen of gedeelten waar ik het niet helemaal of helemaal niet mee eens ben. De beschrijvingen van Frits kloppen echter beter dan wanneer ik ze nu zelf uit mijn mouw schud:
Tot volgende week maandag (t/m 10 juni, is nu net afgelopen) is De Gashouder in Amsterdam herschapen tot het universum van Karlheinz Stockhausen. Parabolische lichtbanen strekken zich uit door de halfduistere cirkelvormige ruimte, waar vier grote videoschermen al het hoorbare van een visuele component voorzien. De mega-operatie Aus Licht biedt zo’n vijftien uur muziek, maar is nog zuinig vergeleken met wat Stockhausen eigenlijk voor ogen stond met Licht: een zevendelige operacyclus, voor elke dag van de week één. 26 jaar werkte hij eraan, van 1977 tot 2003.
Al vanaf de eerste deelopvoeringen werd duidelijk dat het Stockhausen, een van de grote voormannen van de naoorlogse muziek, enigszins in de bol was geslagen. Licht is gebaseerd op een zelfverzonnen mythologie met drie hoofdfiguren, Michael, Lucifer en Eva (zeg maar: het Goede, Kwade en Vrouwelijke). Behalve zeer nauwkeurige instructies geeft de componist ook aanwijzingen over gebaren, dansjes en scenografie, die door menigeen als tenenkrommend werden ervaren.
Als iemand recht kan doen aan de bedoelingen van Stockhausen is het wel theater- en operamagiër Pierre Audi. In dat opzicht is Aus Licht volledig geslaagd. De toeschouwer kan zich onderdompelen in een muziektheatrale totaalbeleving. Tegelijkertijd maakt de onderneming pijnlijk duidelijk dat Licht, naast levenswerk, vooral een uitdragerij van ideeën is.
Serieel
De muziek van Stockhausen is niet gebaseerd op toonladders, maar op alle twaalf tonen van het octaaf (en zelfs die daartussen), dit heet seriële muziek. Al het materiaal uit de opera Licht is afgeleid van drie toonreeksen, waaruit door getalmanipulaties ook alle andere grootheden als tijdsduur, vormverloop en timbre worden afgeleid.
Absoluut dieptepunt is het veelbesproken Helikopter-Streichquartett, waaraan te zien is dat Stockhausen elke bevlieging gewoon binnenschoof in zijn operaconcept. Zo wordt zondagmiddag op de schermen getoond hoe de vier jonge strijkers van het Pelargos Quartet elk in een helikopter opstijgen en, zonder elkaar te horen, een mitraillerend spervuur van verglijdende tonen voortbrengen. Niet alleen werkt het geronk van de machines vooral als stoorzender en is de compositie aan de primitieve kant, ook heeft het niets uit te staan met de materie van Licht.
Zo wordt het genie van Stockhausen menigmaal gefnuikt door zijn gebrek aan zelfkritiek en hang naar overmaat. In Luzifers Tanz is een enorm blaasorkest als een muur opgesteld tegenover het publiek en bestookt het drie kwartier lang met een ondoorzichtige notenbrij. Michaels Jugend, de eerste scène uit het werk en een van de weinige die nog iets weg heeft van traditionele opera, verzandt in oeverloos georeer.
De hang naar het eindeloze werkt wél in de elektronische voor- en naspelen, waarin de toehoorders vrij mogen ronddwalen in de door subtiel evoluerende lichtspelen opgeluisterde klanklandschappen, waarmee Stockhausen een voorschot nam op techno en ambient.
Spaarzaamheid loont in Mädchenprozession en Evas Lied, heldere composities die fascineren door subtiele klankmengsels, en door het aandeel van de fabelachtige kinderkoren en -solisten. Zij brengen de moeilijk te memoriseren en opnieuw erg lange muziek feilloos ten gehore.
Frappant is dat Stockhausen in zijn koormuziek juist wel tot een subliem evenwicht komt van vorm, maat en inhoud. In Welt-Parlament laat een met buisklokken uitgeruste voorzitter beurtelings solisten en groepen zangers aan het woord.
En Engel-Prozessionen, een grandioze finale van de driedaagse coproductie van De Nationale Opera en het Holland Festival – het enige stuk waarin luidsprekers geen rol spelen – is een wonderbaarlijk ritueel. De groepen zangers schrijden door de ruimte en komen uiteindelijk samen, zingend in exotische talen en samenklanken vol ongrijpbare sonoriteiten.
Dat deze meesterlijke muziek is ontsproten aan hetzelfde brein als het heilloze helikopterkwartet is nauwelijks te bevatten, maar ze bevestigt dat Stockhausens streven naar het sublieme niet tevergeefs was.
Tot zover de Volkskrant.