Dit is een samenvatting van de lezing over ‘Flow’ die ik hield op vrijdag 29 september 2017 in de Boomsspijker voor ouders en docenten.
Flow is een mentale toestand waarin een persoon volledig opgaat in zijn of haar bezigheden, met volledige betrokkenheid. In het gelijknamig boek ‘Flow’ van de Hongaarse psycholoog Mihaly Csikzentmihalyi (universiteit Chicago) omschrijven enkele mensen die werden geïnterviewd het als een “stroom die hen meevoerde”, vandaar het woord ‘flow’.
Flow wordt vaak geassocieerd met het streven om een bepaald doel te bereiken, zoals het schilderen van een schilderij of het bespelen van een instrument. Maar het geldt eigenlijk voor alle taken, mits genoeg uitdagend. In de staat van ‘flow’ kunnen mensen boven zichzelf uitstijgen en sneller leren en nieuwe inzichten krijgen.
Voorbeelden van flow zijn te vinden in bijvoorbeeld het Boeddhisme en het Taoïsme. Ook sporters kennen flow uit eigen ervaring, bv als ze een wedstrijd spelen tegen iemand die het uiterste van hem vergt.
Het begrip ‘flow’ is sterk verbonden met de persoonlijke ontwikkeling en misschien ook wel het karakter van een leerling. Een taak die op een bepaald moment uitdagend is en ‘flow’ teweeg kan brengen, loopt het gevaar routinewerk te worden naarmate kennis en ervaring toenemen. Dit verschijnsel kent elke Suzuki-docent en Suzuki-ouder waarschijnlijk wel: als een leerling een stuk te vaak op dezelfde manier gespeeld heeft, verliest het kind zijn interesse. De vraag is hoe je toch deze focus kunt behouden. Een vraag die ik met behulp van de ideeën van Csikzentmihalyi ga proberen te beantwoorden.
Flow heeft een aantal kenmerken:
1.er is een duidelijk doel
2.er is concentratie en doelgerichtheid die leidt tot helderheid
3.er is verlies van zelfbewustzijn: men gaat volledig op in de activiteit en vergeet zichzelf
4.verlies van tijdsbesef: de tijd vliegt voorbij, je voelt je deel van iets groters
5.directe feedback: succes en falen ten aanzien van de activiteit zijn onmiddellijk duidelijk, zodat men daarop het eigen handelen direct kan aanpassen. Je weet dat wat je moet doen, moeilijk is, maar mogelijk
6.er is evenwicht tussen de eigen vaardigheid en de uit te voeren activiteit: de bezigheden zijn heel uitdagend echter nét niet te moeilijk om met succes uit te voeren
7.een gevoel van persoonlijke controle over de situatie of activiteit
8.de activiteit is intrinsiek belonend, bijvoorbeeld erg leuk. Als de omstandigheden zo zijn, dan wordt wat je aan het doen bent, waardevol op zichzelf, dus niet in dienst van een hoger doel..
En last but not least: tijdens de flow ervaring is er een gevoel van vrijheid: men is bijvoorbeeld niet bang om fouten te maken.
Zoals Csikzentmihalyi het zegt:
“There is freedom from worry about failure”.
Als musicus, én als muziekdocent, vind ik het ervaren van flow een verrijking.
Als musicus: tijdens al die uren van studie waren en zijn voor mij een doel op zich. Tijdens het oefenen kijk ik bijna nooit op de klok, omdat het oefenen als bezigheid op zich, voor mij al voelen als zeer belonend. Het eindresultaat van ‘het kunnen spelen’ van het stuk is voor mij niet het belangrijkste. Het oefenen zelf is heerlijk om te doen.
Als muziekdocent: de belangrijke ontdekking van de professor met de lange achternaam is, dat mensen geluk ervaren als ze in flow zijn. Maar je kunt het wel een handje helpen: mede door het kiezen van de juiste stukken, op het juiste moment, met de juiste begeleiding kan deze ervaring (spontaan) optreden. Flow laat zich dus toch niet afdwingen. Wie wil er nu niet dat zijn leerlingen geluk ervaren bij het studeren? 😉
Ik kan me herinneren dat ik op het conservatorium zat en een veel te moeilijk stuk wilde leren spelen. Maar het was net haalbaar. Ik heb er weken aan één stuk door op gestudeerd, daarna was iedereen perplex dat ik het kon spelen. Hiervan ging uiteindelijk mijn niveau van spelen enorm omhoog, omdat ik me nadat ik me hieraan had opgetrokken, ineens wist dat ik ook andere moeilijke stukken zou kunnen spelen, mits ik hier genoeg indook. En ik had blijkbaar, vanuit mezelf, het intuïtieve gevoel dat het haalbaar was.
Het klopt met de theorie van Csiksentmihalyi, dat mensen in de staat van ‘flow’ boven zichzelf uitstijgen en sneller leren en nieuwe inzichten krijgen. Dit heb ik toen aan den lijve ondervonden.
Nog steeds raak ik niet makkelijk in flow van dingen waarvan ik meteen aanvoel dat ik ze na een beetje oefenen meteen wel zal kunnen spelen. Ik voel dan als het ware niet voldoende uitdaging.
Volgens Csiksentmihalyi ziet het er zo uit (ik vertaal even de woorden uit de tabel):
Anxiety = angst
Worry = bezorgdheid
Apathie = apathie
Boredom = verveling
Relaxation = ontspanning
Control = controle
Arousal = opwinding
Challenges = uitdaging
Skills = vaardigheden
————————SKILLS——————
(Onder deze tabel moet staan ‘Skills’ met een pijl van laag naar hoog.)
Dit zal voor ieder kind anders zijn: als je naar de tabel kijkt, dan denk ik dat het kind dat vooral in het blokje van angst, bezorgdheid of apathie zal zitten, moeilijker in flow zal komen. Maar om het op muziekgebied te voelen, lijkt het me toch belangrijk dat je je voldoende aangetrokken voelt tot een bepaald stuk. In de Suzuki methode zullen af en toe stukken zitten waartoe je kind zich minder aangetrokken voelt. Het is wel wijsheid om dan te zeggen: ok, misschien hoef je dit stuk niet leuk te vinden, als je maar weet dat je er veel van gaat leren, en het gaat je helpen om een ander stuk te leren spelen wat je helemaal geweldig vindt! En dan vervolgens te zoeken naar zo’n stuk wat het kind geweldig vindt. Ik had laatst een leerlinge die eind boek 2 zit, zij is nu 14 jaar. Ik gaf haar een stuk van Philip Glass: Metamorfosen. In het stuk zitten zeer snelle zestiende triolen passages die bladzijden lang doorgaan. Ze had dit nog niet eerder gehad. Maar ze hield pas op toen ze het kon. Haar omgeving regeerde verbaasd. Ze dachten dat er een cd opstond. Ik denk dat zij in flow was toen ze het oefende. Mijn les hieruit was, om haar af en toe zo’n stuk te geven. Niet in plaats van de Suzuki-stukken, maar aanvullend. Mijn persoonlijke overtuiging is namelijk, dat je je aan je flow kunt ‘optrekken.’ Als je dit gevoel eenmaal kent, wil je dat graag weer opnieuw ervaren. Want het is zoveel fijner dat oefenen omdat je moet oefenen!
Hoe deed professor Csikszentmihalyi eigenlijk zijn onderzoek? Hij onderzocht samen met collega’s meer dan 8000 mensen met verschillende beroepen: Dominicaanse monniken, Himalyaanse klimmers, Navajo-herders: allen mensen die van hun werk genieten. Deze mensen kregen allemaal een pieper die ongeveer tien keer per dag afging. Als hij afgaat, zeg je wat je aan het doen bent, hoe je je voelt, waar je bent, wat je denkt. De twee dingen die gemeten worden zijn: de grootte van de uitdaging die mensen op dat moment ervaren, en de grootte van hun vaardigheden. Voor ieder mens kan dus een soort gemiddelde berekend worden, dat het middelpunt is van het diagram. Dat is je gemiddelde niveau van uitdaging en vaardigheid. Voor iedereen is dit anders. Maar je hebt een soort vaststaand punt in het midden. Als Csikszentmihalyi dit punt weet, kan hij vrij precies voorspellen wanneer je in flow bent. Dat is wanneer je uitdagingen hoger dan gemiddeld zijn en je vaardigheden hoger dan gemiddeld. Je komt in dit gebied als je iets doet wat je heel leuk vindt om te doen.
Waar je voor flow zou moeten zitten in de tabel, is bij:
– Arousel (opwinding) is altijd goed omdat je dan wordt uitgedaagd om iets te doen wat je nog niet kan. Je vaardigheden zijn dan nog niet zo ver dat je het kunt, maar je kunt je vrij gemakkelijk naar het flowgebied bewegen door vaardigheden te ontwikkelen. Dus opgewondenheid is het gebied waar mensen het meest van leren, want dan worden ze buiten hun comfortzone geduwd, en ontwikkelen ze meer vaardigheden.
– Control is ook een goede plek, want daar voel je je op je gemak, maar zonder de opwinding. Het is niet meer erg uitdagend. Als je vanuit controle naar flow wil, moet je uitdaging verhogen. Dus dat zijn twee ideale complementaire gebieden van waaruit je gemakkelijk in het flow gebied kunt komen. .
Vanuit de andere gebieden kun je minder makkelijk in flow komen:
– Ontspanning is goed: je voelt je nog steeds goed
– Verveling begint echt vermijdend te worden
– Apathie is echt zeer negatief: je hebt niet het gevoel dat je iets aan het doen bent, je gebruikt je vaardigheden niet, je hebt geen uitdaging.
Helaas begeven volgens Csikszentmihalyi veel mensen zich in dit apathische gebied: door televisie te kijken of op hun telefoon te zitten appen. Hoewel je soms bij het tv kijken ook 7 tot 8% in flow kunt zijn, dit is vooral als je een programma kiest dat je heel graag wilt zien, en waarvan je feedback krijgt.
Hoe kun je in het alledaagse leven meer in flow komen? En: in de muziekles?
Deze vraag zou ik graag aan alle docenten en ouders stellen. Want het is duidelijk dat sommige mensen uit zichzelf aanvoelen hoe daarin te komen, maar het is heel lastig uit te leggen.
Voor ons musici, ouders en muziekdocenten is het interessant om te kijken hoe je als docent en ouder het oefenen van een muziekstuk zodanig kunt begeleiden dat het kind ervan in ‘flow’ kan raken. Uiteindelijk is het doel dat het kind zélf naar uitdaging zoekt en hiermee een nieuwe taak vindt die ‘flow’ teweeg kan brengen. Dan wordt je iemand die constant zelf op zoek is naar nieuwe doelen of uitdagingen. Daar bestaat zelfs een woord voor: een ‘autotelische persoonlijkheid’ (van het Griekse autos (zelf) en telos (doel)). Wanneer een doel is bereikt of een taak niet langer als uitdagend wordt beschouwd, zal een autotelisch persoon zelf op zoek gaan naar een nieuwe uitdaging.
Autotelische personen zijn zelf constant op zoek naar nieuwe uitdagingen en geneigd om taken goed te presteren omdat ze ‘flow’ bereiken. Hier zit echter ook een keerzijde aan, daar ze de neiging kunnen vertonen de minder uitdagen taken te verwaarlozen. Bovendien zullen ze, wanneer ze te weinig uitdaging krijgen, gedemotiveerd raken en geneigd zijn te stoppen en het elders te zoeken..
Ik denk zelf dat kinderen eerder in een staat van flow komen naarmate ze zichzelf nieuwe uitdagingen kunnen stellen. De grote uitdaging is bij een oud stuk weer opnieuw in flow kunnen komen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door er op een heel andere manier naar te kijken. Door het in een andere toonsoort te spelen. Door erop te improviseren. Door erop te dansen. Door trillers toe te voegen. Door het voor te spelen voor je vrienden. Door het samen te spelen: want dit samen ervaren is een fantastisch gevoel!
Heleen Verleur